Katten hebben een prachtige vacht, geërfd van hun wilde voorouders. En deze evolutie in combinatie met de genetische overdracht, heeft geleid tot de verscheidenheid aan kleuren en patronen van de kattenvacht die we vandaag de dag terugzien in de verschillende rassen.
De kleur en tint van je kat hangen in principe af van twee soorten melaninen: eumelanine en phaeomelanine. Het is de combinatie van beide - in meer of mindere mate - die de kleur van het dier bepaalt. Eumelanine produceert bruin en zwart, phaeomelanine rood en geel. Als je dit gaat combineren, mixt en matcht krijg je als eindresultaat jouw kat.
Net als bij de mens wordt de haarkleur bepaald door de hoeveelheid melanine die door de vader en moeder op het moment van de bevruchting genetisch wordt overgedragen aan de kitten. Dit betekent dat de som van beide genen de kleur van het nieuwe katje bepaalt:
Intense tinten: intense kleuren zoals zwart, chocolade, cinnamon en rood worden bepaald door een gen dat 'dense’ (diep) wordt genoemd.
Zachte tinten: grijs, crème, lila of blauw zijn zachtere kleuren die worden bepaald door een gen dat 'dilluted’ (verdund) wordt genoemd.
Het rode gen heeft de bijzonderheid dat het, afhankelijk van de combinatie, bepaalt of de kitten een pure kleur heeft of een combinatie van intense en zachte tinten. Deze laatste optie wordt ook wel “schildpad” genoemd.Wit: wit is de kleur die overheerst in andere dan de hierboven genoemde genen en is meestal vermengd met andere genen vanwege de genetische combinatie. Het is een gen dat andere kleuren neutraliseert en als zuivere kleur kan verschijnen als de juiste formule zich voordoet. Het gen kan doofheid veroorzaken, vooral bij witte katten met blauwe ogen.
